Betaalt de werkgever steeds de verkeersboete van de werknemer?
Artikel 67 van de Wegverkeerswet bepaalt dat de werkgever burgerlijk aansprakelijk is voor de geldboetes en de gerechtskosten die de werknemer oploopt in het verkeer. Deze wetsbepaling heeft tot doel het innen van verkeersboetes door de Schatkist te vergemakkelijken. De wetsbepaling heeft enkel betrekking op overtredingen van de wegcode.
Voor de toepassing van dit wetsartikel is wel vereist dat de werknemer op het ogenblik dat de verkeersinbreuk wordt begaan onder het feitelijk gezag staat van zijn werkgever.
Dit betekent dat het artikel enkel speelt voor boetes die de aangestelde van de werkgever oploopt tijdens de uitoefening van zijn job.
Boetes die de werknemer oploopt naar aanleiding van het begaan van verkeersinbreuken op weg naar of van het werk zijn in principe sowieso voor rekening van de werknemer.
De rechter moet uit de feiten zelf opmaken of de werknemer op het ogenblik van het begaan van de verkeersinbreuk ter beschikking stond van zijn werkgever of niet.
Zo werd door de rechtbank reeds geoordeeld dat er sprake was van gezagsuitoefening toen een werknemer, die gedurende het weekend van wacht was, terugkeerde naar huis na het uitvoeren van een herstelling bij een klant.
Aldaar oordeelde de rechter dat de werknemer gedurende het ganse weekend ter beschikking bleef van zijn werkgever zodat de werknemer op het ogenblik van het terugkeren van zijn opdracht naar huis nog steeds onder het feitelijk gezag van zijn werkgever stond.
De vereiste van feitelijke gezag van de werkgever op de werknemer betekent ook dat bij uitzendarbeid niet het uitzendkantoor maar de gebruiker (lees : het bedrijf waar de werknemer werkt) beschouwd wordt als de burgerlijk aansprakelijke werkgever.
Zoals gezegd heeft artikel 67 enkel tot doel het innen van de geldboetes door de overheid te vergemakkelijken.
Uiteindelijk is het dus de werknemer die strafrechtelijk veroordeeld wordt, die gehouden is om de boete te betalen.
Dat wil zeggen dat de werkgever, die de geldboete voor zijn werknemer heeft vereffend, gerechtigd is om de geldboete te verhalen op zijn werknemer.
Artikel 18 van de Arbeidsovereenkomstenwet hetwelk stelt dat een werknemer enkel aansprakelijk is voor zware fouten en bedrog biedt geen uitkomst voor de werknemer.
Dat artikel betreft immers enkel de burgerlijke aansprakelijkheid van werknemers zodat de werknemer uiteindelijk gehouden is om een door hem opgelopen strafrechtelijke veroordeling en de daaruit voortvloeiende sancties te ondergaan.
Aldus is het voor de werkgever overbodig om in de arbeidsovereenkomst van de werknemer een clausule te laten opnemen die vooropstelt dat de werknemer zelf moet instaan voor de betaling van de door hem opgelopen verkeersboetes en gerechtskosten of dat de werknemer verplicht is deze terug te betalen als de werkgever ze vereffent.
Zulks is immers niet meer dan de bevestiging van de wettelijke regel terzake zodat de opname in de arbeidsovereenkomst niet nodig is.
Niettemin gebeurt het vaak dat de werkgever verkeersboetes voor zijn werknemer betaalt en niet terugclaimt.
Zulks zal in hoofde van de werknemer beschouwd worden als een voordeel in natura zodat de werkgever daarop sociale zekerheidsbijdragen moet betalen.
De betaling door de werkgever is dan wel aftrekbaar als loonkost.