Over stakers, werkwilligen, piketten en deurwaarders…

 
Wetgever: waar blijft gij?
Allereerst is er in de private sector een wettelijke grens, hoewel deze niet erg veel voorstelt. In 1948 bepaalde de wetgever dat de sociale partners in de private sector zelf moesten bepalen welke vitale behoeften ook tijdens een staking moeten worden gegarandeerd. Slechts een heel beperkt aantal paritaire comités heeft deze plicht ter harte genomen. Voor de publieke sector bestaat er geen echte vergelijkbare bepaling die een minimum dienstverlening garandeert.
 
Ondanks herhaalde oproepen om deze regeling te actualiseren en te herzien, is er op dit punt sinds 1948 weinig (of is het ‘niets’?) gebeurd.

Deze juridische leemtes hebben vergaande gevolgen. Denk maar aan de recente berichten van vliegtuigen met hulpgoederen die niet kunnen opstijgen ingevolge de staking op de luchthaven, de duizenden gestrande reizigers, de misnoegde treinpendelaars, het Belgische treinverkeer dat herhaaldelijk volledig lam kan worden gelegd, ondanks het feit dat men van overheden juridisch toch mag verwachten dat zij handelen in het ‘algemeen belang’…

Mijn rechten: waar zijn zij?
Ten tweede mag het stakingsrecht, net zoals elk ander recht, niet worden misbruikt. Een staking  moet geldig worden aangekondigd  en … werkwilligen hebben ook het recht om te werken. Ook dat is een grondrecht! En waar mijn neus begint, houdt de vrijheid van iemand anders om met zijn armen te zwaaien op: althans zo luidt de theorie.

Rechter: wat doet gij?
En wat indien de stakers piketten opzetten om werkwilligen tegen te houden? Deelnemen aan zo’n ‘piket’ is op zich niet onrechtmatig. Het is een uiting van solidariteit tussen de werknemers. Maar… zo’n piket mag niet leiden tot een feitelijke controle over de onderneming en men mag  personen en voertuigen niet verhinderen de onderneming binnen te gaan of te verlaten. Uiteraard mogen stakers ook de eigendommen van de werkgever niet beschadigen.

En wat indien dit toch gebeurt?
De werkgever kan via een eenzijdig verzoekschrift voor de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg proberen een staking te breken. Voorwaarde is dat de zaak spoedeisend is en er een volstrekte noodzakelijkheid is om bepaalde maatregelen te treffen. Van zo’n procedure op eenzijdig verzoekschrift wordt de wederpartij (de stakers dus) niet op de hoogte gesteld. Zij kunnen na de uitspraak eventueel wel nog verzet aantekenen. Sommigen zijn van oordeel dat hierbij de rechten van verdediging geschonden worden, maar deze kritiek geldt uiteraard voor alle procedures op eenzijdig verzoekschrift. Aangezien een staking een collectieve actie is, is het bovendien onmogelijk om de tegenpartij te identificeren. De gevraagde maatregel richt zich immers tegen de niet-geïdentificeerde personen van een  stakingspiket die de toegang tot het bedrijf verhinderen. De vraag rijst echter wel of de rechter de meest aangewezen persoon is om sociale conflicten te beslechten.

De gerechtsdeurwaarder: daar is hij!
Om enig effect te hebben, vordert men best een dwangsom om de begeleidende feiten te beteugelen die de collectieve actie een onrechtmatig karakter hebben gegeven. Vanaf het ogenblik dat de gerechtsdeurwaarder het vonnis betekent, is de dwangsom opeisbaar.

De conclusie is dus: Ja, staken is een grondrecht, maar bij misbruik, heeft de werkgever wettelijke en procedurele verweermiddelen. De uitdaging is om een evenwicht te vinden tussen het stakingsrecht en andere -even fundamentele- rechten van werkwilligen en werkgevers.
Gerelateerde publicaties