Schijnzelfstandigheid

We spreken van schijnzelfstandigheid wanneer twee partijen voorhouden op zelfstandige basis samen te werken, maar waarbij één van hen, de schijnzelfstandige, in feite zijn prestaties uitoefent onder het gezag van de andere en dus in de praktijk werknemer is.

Door in een dergelijke situatie ten onrechte het statuut van zelfstandige aan te nemen worden de sociale zekerheidsbijdragen die in het stelsel van de werknemers moeten betaald worden en de beschermende maatregelen van het arbeidsrecht ontweken.

Bovendien kan het statuut van zelfstandige eveneens op fiscaal vlak aantrekkelijker zijn.

Van zodra een persoon zich er toe verbindt om tegen loon en onder gezag van een werkgever arbeidsprestaties te verrichten, bestaat er een arbeidsovereenkomst als werknemer.

Ontbreekt dit gezag of deze band van ondergeschiktheid, dan spreken we van een zelfstandige dienstverlening.

De R.S.Z. spoort uiteraard dergelijke gevallen op en tracht schijnzelfstandigheid aan te tonen.

Een veroordeling heeft meestal zware financiële gevolgen voor de werkgever.

Hij moet alle achterstallige bijdragen betalen en moet bovendien de bijdragen terugbetalen die de “werknemer” als  schijnzelfstandige heeft afgedragen.  Strafrechtelijke sancties of administratieve boetes zijn ook mogelijk.

De laatste Programmawet van 27 december 2006 heeft verduidelijkt aan de hand van welke criteria men dient te onderzoeken of men met een zelfstandige dan wel met een werknemer te maken heeft.

De volgende algemene criteria moeten het mogelijk maken het bestaan of de afwezigheid van een gezagsverband te beoordelen :
        1. de kwalificatie in de overeenkomst voor zover deze ook effectief wordt 
              uitgevoerd. 
            
        2. de vrijheid om de werktijd en het werk te organiseren 

        3. de mogelijkheid om een hiërarchische controle uit te oefenen.

Tevens zijn er criteria van juridische of socio-economische aard zoals : 

     1. verantwoordelijkheid en beslissingsmacht over de financiële middelen van de 
         onderneming
     2. vaste en/of gewaarborgde bezoldiging hebben 
     3. zelf investeren in de onderneming en deelname in winsten en verliezen van de 
         onderneming 
     4. personeel in dienst kunnen nemen of zich kunnen laten vervangen 
     5. zich namens de onderneming kunnen manifesteren t.o.v. een medecontractant of 
         derden.

Afhankelijk van het antwoord dat op deze criteria moet gegeven worden zal men als zelfstandige of werknemer worden beschouwd.

In een recent arrest van 5 februari 2007 stelt het Hof van Cassatie dat de kwalificatie die de partijen aan de overeenkomst geven geen vermoeden schept van het bestaan van een overeenkomst tot uitvoering van de zelfstandige arbeid. De rechter moet de werkelijke toestand nagaan aan de hand van de gegevens die worden voorgelegd, maar de R.S.Z. draagt wel de bewijslast om het werknemersstatuut aan te tonen.

Wanneer men een overeenkomst als zelfstandige wil aangaan, moet er dus over gewaakt worden dat de feitelijke elementen van het contract wijzen op een statuut als zelfstandige en dat er geen bindende verplichtingen worden opgelegd aan de “zelfstandige, die zouden wijzen op een gezagsverhouding, die typisch is voor een werkgever opzichtens een werknemer.

Gerelateerde publicaties