De zwakke weggebruiker
Sedert 1 januari 1995 geldt in België een systeem van automatische vergoeding van de zwakke weggebruiker. Zwakke weggebruikers zijn volgens de wetgever al degenen die deelnemen aan het verkeer en niet de bestuurder zijn van een motorrijtuig; dit zijn dus de voetgangers, de fietsers en de passagiers.
Het doel van deze regeling bestond er in het lot van de (vaak niet verzekerde) zwakke weggebruiker, die slachtoffer werd van een verkeersongeval, te verbeteren.
Automatische schadeloosstelling betekent volgens de wet dat bij een verkeersongeval, waarbij één of meer motorrijtuigen betrokken zijn, met uitzondering van de stoffelijke schade en de schade geleden door de bestuurder van elk van de betrokken motorrijtuigen, alle schade geleden door de slachtoffers en hun rechthebbenden en voortvloeiend uit lichamelijke letsels of het overlijden, met inbegrip van de kledijschade, wordt vergoed door de verzekeraar van de eigenaar of bestuurder van het motorrijtuig.
Concreet betekent dit dat de schade van de zwakke weggebruiker (met uitzondering dus van de stoffelijke schade) wordt vergoed, ook al heeft de bestuurder van het motorrijtuig geen enkele fout begaan; een fietser die bijvoorbeeld zijn bocht veel te ruim neemt, daardoor op de rijstrook van het tegenliggend verkeer belandt en aldaar wordt aangereden door een tegenligger (motorrijtuig) zal toch vergoeding bekomen voor de schade voortvloeiend uit de opgelopen lichamelijke letsels door de verzekeraar van het in de aanrijding betrokken voertuig en dit ondanks het feit dat de autobestuurder geen enkele fout treft. (de fietser zal wel geen vergoeding bekomen voor zijn totaal vernielde fiets gezien dit stoffelijke schade is en deze schade door de wetgever uitgesloten werd)
Om voor vergoeding in aanmerking te komen moeten er 3 voorwaarden vervuld zijn:
1. Verkeersongeval
Meestal is er weinig discussie over het begrip verkeersongeval. Daarenboven interpreteren de rechtbanken het begrip verkeersongeval zeer ruim. Zo werd in de rechtspraak reeds geoordeeld dat een kind dat als passagier in een wagen zat en getroffen werd door een verdwaalde kogel, afkomstig van een vuurgevecht tussen gangsters en de politie, recht had op vergoeding als zwakke weggebruiker. Ook wordt in de rechtspraak het uitstappen van een passagier uit een autobus waarbij de passagier zich misrekent en ten val komt beschouwd als een verkeersongeval.
Deelname aan het verkeer betekent wel dat ongevallen op privé terrein uitgesloten zijn, doch ook hier is de rechtspraak vrij tolerant en worden vaak slachtoffers van ongevallen op een privé inrit voor een woning, dewelke aansluit op de openbare weg en dus eigenlijk voor iedereen toegankelijk is , vergoed in de regeling van de automatische vergoeding van de zwakke weggebruiker.
2. Motorrijtuig
Bij het ongeval moet een motorrijtuig betrokken zijn.
Een motorrijtuig is elk rij- of voertuig, bestemd om zich over de grond te bewegen en dat door een mechanische kracht kan worden gedreven.
Naast vrachtwagens, spoorvoertuigen, auto ’s met hun eventueel aangekoppelde aanhangwagens vallen dus ook de brom- en motorfietsen , zelfs de lichtste snorfietsen, onder deze benaming.
Een fiets met hulpmotor en rolstoelen met eigen aandrijving vallen dan weer niet onder de definitie van een motorrijtuig zodat de bestuurders ervan zwakke weggebruikers blijven.
Het feit dat een motorrijtuig een voertuig is dat door een mechanische kracht kan worden aangedreven betekent niet dat het voertuig in beweging moet zijn; zo komt een fietser die pardoes tegen een naast de weg geparkeerd en bijvoorbeeld zelfs defect voertuig aanrijdt voor vergoeding in het systeem van de zwakke weggebruiker in aanmerking.
3. Betrokkenheid
Er moet een verband zijn tussen het motorrijtuig en het verkeersongeval en tussen het ongeval en de schade. Ook deze verbanden worden in de rechtspraak zeer ruim geïnterpreteerd.
Het volstaat dus voor het slachtoffer aan te tonen dat een motorrijtuig rechtstreeks of onrechtstreeks betrokken is bij een ongeval.
Het is dus absoluut niet vereist dat de bestuurder van een voertuig een fout heeft gemaakt, het is zelfs niet vereist dat het voertuig in beweging is (zie voorbeeld hierboven waarbij een fietser tegen een geparkeerde wagen aanrijdt), meer nog het is zelfs niet vereist dat er contact is geweest tussen voertuig en slachtoffer.
Een voertuig kan dus zelfs als er geen contact is geweest een rol gespeeld hebben bij het tot stand komen of bij de gevolgen van een ongeval; wanneer bijvoorbeeld in het voorbeeld van hierboven de fietser die zijn bocht te ruim neemt en daardoor op de rijstrook van de tegenliggers geconfronteerd wordt met een voertuig uit tegenovergestelde richting, ten val komt op het wegdek, in een poging om de auto te ontwijken, zonder dat er contact is met het voertuig, zal deze fietser voor vergoeding als zwakke weggebruiker in aanmerking komen.