Het verschil tussen gelijk hebben en gelijk krijgen : bewijsrecht

In ons rechtssysteem is er een belangrijk verschil tussen de juridische waarheid en de objectieve waarheid. De wetgever heeft in 1804 een systeem ontworpen over de vraag hoe wij iets moeten bewijzen. Iedereen weet dat er een verschil is tussen “gelijk hebben” en “gelijk krijgen”. Om gelijk te “krijgen” in het kader van een juridische procedure is het belangrijk dat u hetgeen u beweert ook kan bewijzen…

En dat laatste is vaak een probleem als partijen met elkaar hebben onderhandeld in onderling vertrouwen zonder daarbij iets op papier te zetten. Een reactie die men vaak heeft is dat men dit probleem in de schoenen van de andere partij tracht te schuiven: “Ik heb gelijk, bewijs nu maar dat ik ongelijk zou hebben.”

Daarom heeft de wetgever ook geregeld wie moet bewijzen. In het algemeen is het zo dat degene die van iemand iets vraagt zijn recht moet bewijzen. Anderzijds moet degene die stelt dat hij gedaan heeft wat hij moest doen (bijvoorbeeld betalen van de huur) bewijzen dat hij dit ook heeft gedaan, m.a.w. dat hij “bevrijd” is om de verbintenis uit te voeren.

Zo zal iemand die zijn huur cash heeft betaald aan de verhuurder een probleem hebben als de verhuurder beweert dat hij niets heeft ontvangen. Hij heeft misschien gelijk, doch zonder bewijs zal hij van de rechter geen gelijk kunnen krijgen. Hoewel de geldigheid van een overeenkomst niet afhangt van vormvereisten, zijn er bepaalde voorwaarden voor het bewijs. Een geldig contract dat niet kan bewezen worden heeft weinig nut.

Als we weten wie het bewijs moet leveren moet men zich afvragen hoe het bewijs geleverd moet worden. Er is ook een verschil of u handelaar bent of niet. De wetgever vond dat het bewijs van een contract tussen handelaren minder formeel moest zijn dan het bewijs van een contract tussen particulieren. Voor particulieren daarentegen geldt de regel dat zij hun contracten moeten bewijzen door een schriftelijk bewijs en dit zodra het de 375 EUR te boven gaat.

Er zijn een aantal wettelijke bewijsmiddelen: het schriftelijke bewijs, het getuigenbewijs, de vermoedens, de bekentenis en de eed.

Het schriftelijk bewijs zorgt voor de meeste zekerheid. Binnen dit schriftelijke bewijs zijn er twee soorten, de authentieke akte en de onderhandse akte. Een authentieke akte wordt door een notaris opgemaakt. Deze akte levert het bewijs van de identiteit, datum en plaats. Een onderhandse akte is het geschrift dat tussen partijen tot bewijs dient. Een onderhandse akte wordt opgemaakt in evenveel originelen als er partijen zijn.
Op het getuigenbewijs kan enkel een beroep worden gedaan als de rechter hiertoe zijn akkoord geeft. Vermoedens worden omschreven als gevolgtrekkingen die de wet of de rechter afleidt uit feiten. Tenslotte, wanneer de wederpartij toegeeft dat bepaalde afspraken werden gemaakt, geldt die bekentenis als een volledig bewijs. De eed tenslotte is een erg oud bewijsmiddel dat nog maar zelden wordt gebruikt.

Zoals u ziet kan u uw bewijsdossier zelf “sturen”. Hou het niet enkel bij een telefoontje, maar stuur nadien een aangetekend schrijven, een fax of een e-mail waarin de inhoud van het mondelinge gesprek nog eens schriftelijk wordt bevestigd. Als het dan gebeurt dat een rechter zal moeten oordelen of u (juridisch) gelijk heeft dan staat u op het vlak van het bewijsrecht alvast een stuk sterker.

Gerelateerde publicaties

Over problematische processierupsprocessen

Verkeersboete tijdens de werkuren: wie moet dat betalen?

Omnius steunt de Warmste Week